Een hoogbegaafd kind wordt vaak niet als zodanig (h)erkend. Dit komt doordat de uitingen van hoogbegaafdheid erg divers kunnen zijn. Voor een leerkracht is het dan ook moeilijk om bij een kind te signaleren of het hoogbegaafd is. Deze signalering is echter wel belangrijk. Een hoogbegaafd kind dat niet wordt gediagnosticeerd, loop de kans om gedemotiveerd te raken of onder zijn kunnen te presteren. Met onderpresteren wordt bedoeld dat het hoogbegaafde kind minder presteert dan zijn of haar capaciteiten toelaten. Een oorzaak van het onderpresteren kan zijn een gebrek aan uitdaging doordat het niveau te laag ligt. Dit kan ervoor zorgen dat het kind zich gaat vervelen, wat weer kan leiden tot een gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen.
Als een hoogbegaafd kind te weinig uitgedaagd wordt in het basisonderwijs, kan het zijn dat het zich onvoldoende of verkeerde leerstrategieën aanleert. Hoogbegaafden leren vaak op inzicht en niet op geheugen, wat tot problemen kan leiden op de middelbare school. Naarmate de hoeveelheid lesstof toeneemt, redden zij het niet meer om de lesstof op inzicht tot zich te nemen. Vaak is hun werkgeheugen, door jarenlange onderbelasting niet voldoende getraind of onderontwikkeld.
Onderpresteren kan ook andere oorzaken hebben, zoals emotionele problemen of een gebrek aan vertrouwen. Sommige begaafde kinderen willen niet opvallen tussen leeftijdsgenoten. Thuis kan het kind al vlot lezen, maar op school doet het kind alsof het moeite moet doen om te leren lezen. Het begaafde kind wil geaccepteerd worden door zijn/haar klasgenootjes en juist niet opvallen of anders zijn.